dinsdag 6 augustus 2013

Wetenschap is toeval?

In de zestiende eeuw leefde Alfonso de Zamora, een tot het christendom bekeerde jood en docent Hebreeuws aan twee Spaanse universiteiten. Hij heeft voor zijn christelijke collega-geleerden manuscripten gemaakt met daarin de joods-aramese vertaling van de Hebreeuwse Bijbel. Hij plaatste daarbij een Latijnse vertaling, zodat zijn collega's gemakkelijker toegang kregen tot het Aramees.

In één van deze manuscripten zet hij rijmende titels boven de bijbelboeken. Ze zijn soms ook typisch christelijk, met verwijzingen naar Jezus Christus als Messias. Eén ervan luidt bijvoorbeeld:

Het boek van Jeremia is nu klaar, met zijn klaagliederen.
Lof zij God, die de zonden der mensheid vergeeft.
En nu beginnen we het boek Ezechiël
met de hulp van Jezus onze Messias, zoon van de levende God en Redder.

De lengte van de vertaling laat al zien, dat het geen echte gedichten zijn. Bij het beschrijven van dit manuscript heb ik nooit nagedacht waarom Alfonso deze rijmpjes zou hebben gemaakt en of hij ze van iemand had overgeschreven.




Nu ben ik echter in München voor een congres en bezoek daarom ook de bibliotheek van München met daarin het dertiende-eeuwse manuscript met een commentaar van Rashi op de Hebreeuwse Bijbel. En wat zet hij (vaak) boven de aparte boeken? Juist, rijmpjes. Nou, deze keer mogen het bijna gedichtjes heten. De zinnen zijn regelmatiger van lengte en de rijmwoorden zijn er niet bij de haren bijgesleept. Een klein voorbeeldje:

Hier eindigt het boek Daniël,
Lof zij de God van Israël.

Alfonso was een bekeerde jood. Blijkbaar heeft hij de joodse traditie van rijmpjes aan het begin en aan het eind van een bijbelboek gekend en overgenomen. Maar evengoed heeft hij het een christelijke inhoud gegeven.
Was het congres niet in München geweest, dan zou ik dat nu niet hebben kunnen verwerken in mijn artikel over Alfonso en zijn manuscripten. Wetenschap blijft toch voor een deel toeval!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten